Handige tips voor het tuinieren


Heeft u tips? Laat het ons weten.

Geniet en deel

Geniet zoveel mogelijk van je tuin en van je oogst. Kweek alleen wat je lekker en leuk vindt. Dan blijft het een toffe hobby en wordt het geen lastig karwei. Je moet alleen wat geduld hebben. Eerst maak je de grond vruchtbaar, je zaait en plant groenten en fruit, je omringt ze met de beste zorgen, je geeft bemesting, je wiedt onkruid. En dan is de tijd van oogsten gekomen. Soms is je oogst zelfs veel te groot om zelf op te eten. Omdat het weer uitzonderlijk gunstig was of gewoon omdat je te veel geplant hebt. Laat je tomaten en je aardbeien dan niet rotten aan de plant. Steek groenten in de diepvriezer of maak ze in, verwerk fruit tot confituur en vooral: maak vrienden en familie blij met je gezonde lekkernijen van eigen kweek.

Denk na over water geven

De voornaamste reden waarom planten in de moestuin doodgaan is een gebrek aan water. Sappige en knapperige groenten hebben nu eenmaal water nodig. Denk bij de aanleg van je moestuin na over hoe je water gaat geven. Is de waterslang lang genoeg? Kun je een druppelsysteem installeren of een regenton plaatsen? Soms is water geven met de gieter de enige optie. Gebruik geen sprinkler die op de bladeren van de planten sproeit. Sommige planten kunnen daar niet tegen. Bekijk ook de ligging van je moestuin en het effect van regenval. Vloeit overtollig water makkelijk weg? Vermijd zeker dat je planten onder water komen te staan bij hevige regen.

Plant op de juiste afstand

Respecteer de plantafstand die je op het zakje van je tuinzaden of op het label van je planten vindt. Staan je planten te dicht bij elkaar, dan nemen ze voedingsstoffen van elkaar af en dan krijg je kleine vruchten. En je hebt ook meer kans op problemen met ziektes of insectenplagen. Als je de ideale plantafstand in acht neemt, heb je dus altijd een betere oogst. Staan er toch te veel plantjes op een kluitje? Haal de zwakste of kleinste exemplaren er dan tussenuit. Zo geef je de grotere planten meer ruimte om zich te ontwikkelen.

Wacht het juiste moment af

Elke groente heeft zijn favoriete seizoen (of seizoenen). Zaai of plant je op het verkeerde moment, dan is alle moeite voor niets geweest. Volg dus altijd de richtlijnen op de verpakking van je tuinzaden of op het label van je planten. Radijsjes en kropsla doen het bijvoorbeeld goed bij koele temperaturen. Die kun je al in maart of april in de openlucht zaaien. Tomaten en augurken hebben warmte nodig. Daarom zaai je ze in het voorjaar in de serre of binnenshuis. Planten in de openlucht kan pas vanaf half mei (na de IJsheiligen), wanneer er geen kans meer is op nachtvorst. Wacht ook niet te lang met planten, anders krijgen je gewassen niet de kans om vruchten te produceren. Bedek eventueel de bodem met een mulchlaag of een doek om de warmte vast te houden. Zo kun je het groeiseizoen een beetje verlengen.

Bemest goed

Bemesten overbodig? Alleen als je tevreden bent met een minuscule opbrengst. Wil je de vruchten van je arbeid plukken, dan moeten je planten regelmatig nieuwe voedingsstoffen krijgen. Elke plant verbruikt enorm veel om te groeien en vrucht te dragen. Houd rekening met de behoeften van elke groente en doseer de hoeveelheid meststoffen. Overdaad schaadt. Geef zeker niet te veel stikstof, want dan krijg je grote planten met veel bladeren en weinig vruchten. En je loopt het risico dat je planten ‘verbranden’. Vloeibare meststoffen verdienen de voorkeur als je groenten kweekt om op te eten.

Neem niet te veel hooi op je vork

Zie het niet te groot. Wil je een moestuin combineren met nog drie andere hobby’s? Prima, maar beperk dan de oppervlakte of kies voor planten die minder onderhoud vragen. Sla kweken kost bijvoorbeeld veel minder moeite dan tomaten. Zorg dat het werk overzichtelijk blijft, anders wordt het eerder een last dan een lust. Heb je jezelf toch een keer overschat en te veel willen doen? Trek er dan je conclusies uit en maak voor het volgende seizoen een bescheidener moestuinplan.

Het oog wil ook wat

Een goed aanzicht is altijd prettig. Zorg daarom dat je tuin er altijd netjes uit ziet, maar ook het stukje gras voor je tuin en als je toevallig wat onkruid op de straat/pad ziet zou het prettig zijn als u die ook even weg steekt. 

Het is toch altijd fijn om op een verzorgd complex te komen, dat start het begin van het "werken" altijd een stuk prettiger.

Als iedereen zijn steentje bij draagt.

Plant op de juiste plaats

De ene plant heeft veel zon nodig, de andere net weinig. Vruchtgewassen zoals tomaten, courgettes en komkommers doen het alleen goed als ze in de volle zon staan. Sla en spinazie kweek je dan weer veel beter op een schaduwrijk plekje. Lees altijd de richtlijnen op het zakje van je tuinzaden of op het label van je planten:

  • Volle zon: de plant heeft meer dan 6 uur direct zonlicht nodig.
  • Halfzon / Halfschaduw: de plant verdraagt wel wat schaduw, maar heeft ook 4 tot 6 uur zonlicht nodig.
  • Schaduw: geef de plant een plekje met minder dan 4 uur directe zon. Bijvoorbeeld onder een boom of op een overdekt terras.

Staan je groenten verkeerd? Geen probleem, het volgende seizoen krijg je weer een nieuwe kans. Planten in een pot verplaats je gewoon naar een plek die beter geschikt is.

Breng de bodem in topvorm

Om groenten te kweken heb je een vruchtbare bodem nodig. Met de juiste zuurtegraad en de juiste structuur. Neem de tijd om de eigenschappen van je tuingrond te leren kennen.

  • De zuurtegraad van je bodem, kortweg pH, bepaalt of je planten genoeg voedingsstoffen kunnen opnemen. Is de pH te laag, strooi dan kalk. Is de pH te hoog, werk dan turf in de grond.
  • De bodemstructuur moet kruimelig zijn. Voeg daarom organisch materiaal toe. Zo krijg je humusrijke en luchtige grond. Die houdt water en voedingsstoffen beter vast.

Zaai met tussenpozen

Spreid je oogst en zaai niet alles in één keer. Wil je bijvoorbeeld twee rijtjes wortelen, radijzen of sla? Zaai eerst één rijtje, wacht twee weken en zaai dan nog een rijtje. Op die manier hoef je niet alles tegelijk te oogsten en geniet je langer van verse groentjes uit eigen tuin.

Zaai met tussenpozen

Spreid je oogst en zaai niet alles in één keer. Wil je bijvoorbeeld twee rijtjes wortelen, radijzen of sla? Zaai eerst één rijtje, wacht twee weken en zaai dan nog een rijtje. Op die manier hoef je niet alles tegelijk te oogsten en geniet je langer van verse groentjes uit eigen tuin.

Geef onkruid geen vrije baan

Onkruid haalt water en voedingsstoffen uit de bodem die je groenten goed kunnen gebruiken. Vermijd daarom onkruid in je moestuin. Behandel je moestuin preventief tegen onkruid met een aangepast bestrijdingsmiddel. Liever een natuurlijke oplossing? Leg een dikke mulchlaag rond je plantjes. Gebruik daarvoor bijvoorbeeld hooi, stro of schors. Op die manier krijgen ongewenste plantjes het veel moeilijker om uit te komen. Duikt er hier of daar toch eentje op, dan trek je het makkelijk uit. Een mulchlaag heeft nog meer voordelen. Zo beperk je het risico op bodemschimmelziektes. Want dergelijke schimmels verspreiden zich via opspattende regendruppels. Een mulchlaag zorgt ook voor een actiever bodemleven en bijgevolg voor gezondere planten.

Ecologisch tuinieren

De termenecologischenbiologischworden vaak door elkaar gebruikt, maar betekenen niet hetzelfde.


  • Biologisch betekent: zonder kunstmest en/of zonder chemische bestrijdingsmiddelen.
  • Ecologisch betekent:gebruikmaken van de natuurlijke situatie, waarbij alles draait om onderlinge samenhang zodat er een kringloop heerst.


Bij ecologisch tuinieren gaat het erom met de natuur samen te werken voor een optimaal resultaat, in plaats van de natuur je wil op te leggen. Dat betekent bijvoorbeeld dat je bij de keuze van gewassen rekening houdt metmet wat van nature ter plaatse goed gedijt. Gewassen die zich alleen kunnen handhaven door chemische bestrijding van ziekten en plagen en door kunstmest, kies je dan dus NIET. Op verpakkingen van zaad staat vermeld wat de optimale omstandigheden zijn voor het betreffende gewas.


De belangrijkste kenmerken van ecologisch moestuinieren zijn:


  • Je spit de grond maximaal één keer om (als je op een lap grond gaat werken waar erg veel hardnekkig onkruid staat). Daarna niet meer spitten draagt in belangrijke mate bij aan de doorlaatbaarheid van de bodem; met andere woorden: de bodem kan veel beter water en voedsel opnemen.


  • Je zorgt voor zo min mogelijk verharding, zodat regenwater weg kan lopen om verrotting van wortels en planten te voorkomen.
  • Je gebruikt zaadvaste, niet-hybride rassen; dit zijn over het algemeen rassen die niet uit kruising van verschillende gewassen ontstaan zijn. Het voordeel is dat je steeds weer zaden van je eigen productie kunt gebruiken voor het volgende tuinseizoen.
  • Je kiest voor een zo groot mogelijke variatie aan gewassen (biodiversiteit).
  • Je past wisselteelt toe.
  • Je bedekt de bodem zoveel mogelijk (vooral door slimme combinaties van gewassen) zodat er zo min mogelijk kale grond is waaruit onkruid kan opschieten.
  • Als er toch onkruid opkomt, verwijder je dat met de hand of met een grelinette om de bodem zo min mogelijk te verstoren.
  • Je gebruikt compost om de bodem te bemesten en geen kunstmest.
  • Je bent gericht op het voorkomen van ziekten en plagen door het kiezen van bij de omstandigheden passende gewassen, zodat je niet aan symptoombestrijding hoeft te doen.
  • Als er toch plagen zijn, zoals luis, zet je natuurlijke bestrijdingsmiddelen in. Denk hierbij aan aaltjes en lieveheersbeestjes.

Heeft u ook tips?

Samen staan we sterker.

Dus heeft u tips voor uw mede tuinder, dan horen wij dit natuurlijk graag.


Super handige zaaikalender